Javascript must be enabled for the correct page display

Het Friesche Veen onder de loep

Hofstede, R. (1988) Het Friesche Veen onder de loep. Master's Thesis / Essay, Biology.

[img]
Preview
Text
Biol_Ma_1988_RHofstede.CV.pdf - Published Version

Download (1MB) | Preview

Abstract

Het Friesche veen is een aan bet begin van de 19e eeuw verveend laagveengebied in de benedenloop van de Drentse AA, Het gebied beslaat ca. 30 ha. en is te vinden net ten zuiden van het Paterswoldsemeer tussen Haren en Paterswolde, in het uiterste noorden van Drenthe. De naam verwijst naar de veenarbeiders die grotendeels afkomstig waren uit Friesland. Laagveenexploitatie hield in dat er een stelsel ontstond van zgn. petgaten, waar het veen uitgegraven werd en welke direct vol water liepen, en legakkers, waar het uitgegraven veen op te drogen werd gelegd. In het zuidelijke gedeelte van het Friesche veen is dit patroon al in de 19e eeuw weggeslagen (waarschijnlijk onder druk van stormen) en is een meertje ontstaan, met slechts zo hier en daar nog een restje van een legakker. In het noordelijke gedeelte is dit patroon van petgaten en legakkers echter nog goed herkenbaar. Deze legakkers zijn jarenlang beweid, maar nu hebben zich door beëindiging van de beweiding in de jaren '50, daar elzenbroekbossen gevormd. Aan deze bossen is een onderzoek gedaan in 1987 om tot een typologie te komen, die eventueel kan bijdragen tot een deskundig beheer van deze bossen. Het onderzoek vond plaats in de zomer van 1987 en het Friesche veen werd bestudeerd als onderdeel van de Drentsche Aa, omdat er over dit stroomdal reeds veel onderzoeksgegevens bekend zijn die waardevol kunnen zijn voor dit onderzoek. Anderzijds kan dit onderzoek ook bijdragen tot een beter begrip van moerasbossen in het algemeen in laaglandbeekdalen. Het onderzoek beperkte zich tot de vegetatie op de noordelijk gelegen legakkers, daar dit bet enige aaneengesloten, thans onberoerde deel van het gebied is en omdat de vegetatie langs de randen van de grote plas zich op een oude huisvuilstortplaats bevindt, waarvan over het effect de meningen verdeeld zijn, en waar de vegetatie vrij verruigd en marginaal is, daarom uit beheersoogpunt minder interessant. Bovendien is de legakkervegetatie interessanter voor vegetatiekundig onderzoek omdat daar de verschillen in beheershistorie het best tot uiting geacht werden te komen. Het onderzoek viel globaal uiteen in een aantal deelonderzoeken: — Gekeken werd naar de historie van het Friesche Veen m.b.t. beheer en floristiek. Dit werd voornamelijk gedaan aan de hand van oude topografische kaarten, luchtfoto's vanaf 1945 en gesprekken met mensen. De ouderdom van de bossen werd tevens bepaald met behulp van een aanwasboortje. Aan de hand van de grondboringen kon ook wat geconcludeerd worden over de historie van het veen. — Er werd onderzoek gedaan aan de hydrologie van de gehele uiterste benedenloop van de Drentsche Aa (het stroomdal tussen de Hondsrug en de Tynaarlo rug, ten noorden van de weg Glimmen-de Punt) aan de hand van een analyse van grondwatermonsters uit dit dal. Verder werden in het Friesche veen extra grondwatermonsters genomen en EGV's (electrisch geleidings vermogen) bepaald, om de hydrologie op een gedetailleerder niveau te bestuderen. — Om dit onderzoek aan te vullen met de gegevens en conclusies van een vegetatiekartering van de gemeente Haren werden de oevers en de wateren van de polder tussen het Friesche veen en grens met de gemeente Haren (de loop van de oude Aa) gekarteerd volgens de methode van van Hees et al. '87. — De vegetatietypen op de legakkers in. het noordelijke gedeelte van het Friesche veen werden in een typologie ondergebracht en weergegeven in een vegetatiekaart. Deze kartering is gedeeltelijk uitgevoerd aan de hand van luchtfoto's; die gedeelten met een gesloten boomlaag werden bedekt met een den}zbeeld grid. In beide gevallen werden de te karteren eenheden gescoord op aanwezigheid en abundantie van een van te voren opgestelde Lijst van indicatorsoorten. — Om een inzicht te krijgen in de potentie van het Friesche veen werd een zaadkapitaalproef opgestart. Er werden hiervoor bodemmonsters genomen van de verschillende leeftijden bos, die werden uitgestrooid op steriele grond in een kas. Gedurende het jaar werden alle ontkiemende zaden gedetermineerd en geteld, zodat inzicht werd verkregen in het zaadkapitaal van de bodem.

Item Type: Thesis (Master's Thesis / Essay)
Degree programme: Biology
Thesis type: Master's Thesis / Essay
Language: Dutch
Date Deposited: 15 Feb 2018 07:48
Last Modified: 15 Feb 2018 07:48
URI: https://fse.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/10156

Actions (login required)

View Item View Item