Javascript must be enabled for the correct page display

Alliphes in Wonderland : effekten van de populatieontwikkeling van de mesofauna op de stikstofmineralisatie van de grond

Meijer, R.G. (1987) Alliphes in Wonderland : effekten van de populatieontwikkeling van de mesofauna op de stikstofmineralisatie van de grond. Master's Thesis / Essay, Biology.

[img]
Preview
Text
Biol_Ma_1987_RMeijer.CV.pdf - Published Version

Download (633kB) | Preview

Abstract

Dit doctoraalonderzoek heeft als centraal thema: De populatieontwikkeling van een nematofage roofmijt (Alliphis halleri G.en R. Cariestrini 1881, A. siculus Oudemans 1905) en twee bakterivore nematoden (Rhabditis species en Acrobeloides bütschli) en de effecten van hun interacties op de stikstofmineralisatie. De gebruikte grondsoort (Lovinkhoeve, Noordoostpolder) is een lichte, kalkrijke kleigrond. Alliphis halleri is een in het voorjaar veel voorkomende mijt. De soort is een snelle kolonisator van alle gronden die ten minste een deel van het jaar begroeid zijn en is dan ook bekend van heel Europa. Er zijn vier ontwikkelingsstadia na het ei: larve, protonymf, deutonymf en adult. Bij elkaar neemt dat 9 tot 11 dagen in beslag. Voor parthenogenese is geen enkele aanwijzing en de praktisch altijd gevonden geslachtsverhouding van 1:1 suggereert dat dit niet voorkomt. Er zijn een tweetal proefopzetten bedacht. Beide gaan uit van microkosmossen. Een experiment werd in grond uitgevoerd om zo dicht mogelijk bij de natuurlijke omstandigheden van de proefdieren aan te sluiten. In het andere experiment is gebruik gemaakt van petrischalen met agar vanwege de betere zichtbaarheid en het sneller weer beschikbaar zijn van de individuen. Aan 60 van de 96 containers met 490 g gesteriliseerde en met microflora opgeënte grond is vervolgens 5 g grond met daarin ongeveer 9500 alen Rhabditis sp. en 5 g grond met daarin bij benadering 640 alen Acrobeloides bütschli toegevoegd. Van deze voorraad zijn weer at random 15 potten gekozen waaraan precies 10 individuen, verdeeld over de diverse stadia met het zwaartepunt op adulten, Alliphis halleri zijn toegevoegd. Zo'n selektie en toevoeging van mijten is na 3 weken en na 6 weken herhaald. De bedoeling achter deze verschuiving in de tijd was, de prooipopulaties zich te laten ontwikkelen voor de predatie een aanvang neemt. Zo zijn dus 5 situaties gecreëerd: BP (alleen bacteriën en protozoën), BPN (met nematoden er bij), BPNAO (mijten toegevoegd op tijdstip 0), BPNA3 (mijten toegevoegd na 3 weken) en BPNA6 (mijten toegevoegd na 6 weken). Elk van deze vijf situaties is, op het moment van inzetten en indien er wijzigingen in de samenstelling verwacht mochten worden, na 1, 2, 3, 6, 8, 10, 12 en 15 weken bekeken. Daarvoor zijn telkens drie potten uit de serie opgeofferd. De helft van de grond is gebruikt voor de extractie van mijten, (een steekproef van 50%, Tullgrenextractor) 50 g grond is gebruikt voor het opspoelen van nematoden (een steekproef van 10%, Oosterbrinkextractor) en de rest van de grond is gebruikt voor bepaling van droge stof en stikstof gehalten en N-flushes, waarvoor telkens 80 g nodig was per bepaling. Er is gebruik gemaakt van een klimaatkast met een dag van 14 uur bij een temperatuur van 14 'C en een donkerperiode van 10 uur met een temperatuur van 9 ‘C. De luchtvochtigheid varieerde daarbij van 90 tot 95%.

Item Type: Thesis (Master's Thesis / Essay)
Degree programme: Biology
Thesis type: Master's Thesis / Essay
Language: Dutch
Date Deposited: 15 Feb 2018 07:48
Last Modified: 15 Feb 2018 07:48
URI: https://fse.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/10209

Actions (login required)

View Item View Item