Berkel, B. van and Hoffmann, I. (1986) De weidevogelstand en het verschil tussen stalmest en gier en drijfmest. Master's Thesis / Essay, Biology.
|
Text
Biol_Ma_1986_BvanBerkel.CV.pdf - Published Version Download (907kB) | Preview |
Abstract
De in deze scriptie besproken vraag is naar voren gekomen bij het Relatienotaproject van de Milieufederatie Groningen (MF). In het Relatienotaproject (Milieufederatie Groningen, 1985) heeft de MF geprobeerd in samenwerking met de boeren, op het individuele bedrijf afgestemde, flexibele beheersplannen op te stellen. Dit als alternatief voor de gangbare Beheersovereenkomsten (Relatienota) waarbij de overheid de boeren een aantal vaste regels oplegt. Het projectgebied was het Zuidwesterkwartier in Groningen, een erg rijk weidevogelgebied. Bij het opstellen van deze beheersplannen kwam onder andere de vraag naar voren in hoeverre het uitrijden van stalmest, dan wel drijfmest van invloed is op de weidevogelstand. Bij navraag van de MF bleek dat daarover, onder weidevogeldeskundigen, bepaald geen eenstemmigheid heerst. Omdat de consequenties van een eventueel door de overheid opgelegde, gescheiden mestbewaring (stalmest en gier) groot kunnen zijn; alle boeren in het betreffende gebied hebben drijfmest; wilde de MF rneer informatie. Daaruit is vervolgens, via de Biologiewinkel Groningen, dit literatuuronderzoek voortgekomen. Er is in Nederland slechts éénmaal veldonderzoek gedaan met als uitgangspunt de in deze scriptie geformuleerde vraag. Dit onderzoek van Staasbosbeheer Friesland in de Hempensermeerpolder bij Warga wordt in deze scriptie uitgebreid besproken. Daarnaast hebben we de vraag voornamelijk moeten beantwoorden door het leggen van theoretische verbanden. Allereerst is van een zestal weidevogelsoorten nagegaan welke eisen zij aan hun broed- en fourageergebied stellen.Deze soorten, die allen in het Zuidwesterkwartier voorkomen, zijn: kievit, grutto, soholekster, tureluur, watersnip en kemphaan. Vervolgens is onderzocht wat de invloed is van het gebruik van stalmest, gier en drijfmest op verschillende aspecten van de weidevogelbiotoop. Door deze gegevens met elkaar te combineren konden we uitspraken doen over de mogelijke invloeden van de soort bemesting op de verschillende weidevogelsoorten. We hebben geprobeerd om de vergelijking van de effecten op de weidevogelstand, van stalmest en gier enerzijds en drijfmest anderzijds, "eerlijk" te maken.Dat wil zeggen dat we de vergelijkingen baseerden op een gelijke mestgift, een zelfde bedrijfsvoering, etc. Dat bleek erg moeilijk omdat landbouwbedrijven die drijfmest produceren meestal verder geïntensiveerd zijn dan landbouwbedrijven met stalmest en gier. Daarom besloten wij ook een hoofdstuk te wijden aan de effecten van de intensivering in de landbouw op de weidevogelstand. Bij het nader uitwerken van de invloedslijnen tussen bemesting en de weidevogels kwamen we tot de conclusie dat die invloedslijnen via een aantal belangrijke factoren lopen. Deze factoren zijn: de bodemfauna, de oppervlaktefauna, de waterfauna en de vegetatie. Daarnaast is er ook een directe invloedslijn van bemesting naar de weidevogels. Hierbij doelen wij onder andere op het kapot rijden van eieren en jongen bij het uitrijden van mest.
Item Type: | Thesis (Master's Thesis / Essay) |
---|---|
Degree programme: | Biology |
Thesis type: | Master's Thesis / Essay |
Language: | Dutch |
Date Deposited: | 15 Feb 2018 07:48 |
Last Modified: | 15 Feb 2018 07:48 |
URI: | https://fse.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/10136 |
Actions (login required)
View Item |