Kasteleijn, H.W. (1985) Herkartering van de oude beweide kwelder op Schiermonnikoog zomer en najaar 1980. Master's Thesis / Essay, Biology.
|
Text
Biol_Ma_1985_HKasteleijn.CV.pdf - Published Version Download (3MB) | Preview |
Abstract
De O.B.K. een deel van de 0osterkwelder op Schiermonnikoog, dat altijd in beweiding is geweest, wordt eens in de 10 jaar gekarteerd. In het kader van dit begrazingsonderzoek is de eerste herkartering uitgevoerd in 1980. De vegetatiekaarten van 1971 en 1980 zijn nauwkeurig met elkaar vergeleken. De legenda-eenheden van 1971 moesten worden uitgebreid met een aantal nieuwe eenheden. Ten eerste is in 1980 ook de rand, een onbeweid deel, gekarteerd wat drie nieuwe egetatietypes opleverde: le Aspect van Salicornia europaea. 2e Aspect van Salicornia europaea en Puccinellia maritima (onbeweid). 3e Aspect van Elytrigia pungens en/of Elytrigia x obtusiuscula. Op de lage kwelder is door overbetreding op vrij grote schaal een structuurtype ontstaan, waarin veel kale bodem voorkomt: Aspect van opengetrapte vegetatie met Salicornia europaea en Puccinellia maritima. Op de hoge kwelder is een aantal nieuwe types gevonden: le Aspect van IJle Juncus maritimus, ontstaan door de intensieve beweiding in combinatie net incidenteel maaien. Hierdoor neemt de bedekking Juncus maritimus af en zal op den duur verdwijnen. 2e Aspect van Festuca rubra en Lolium perenne. Door langdurige bemesting is vooral op de zg. Festuca-vlakte de bedekking Lolium perenne en Poa pratensis toegenomen. Bovendien zijn er een aantal ruderale soorten waargenomen zoals Polygonum aviculare Urtica urens, Stellaria media en Vicia cracca. Dit kweldergrasland begint daardoor op een productieweiland te lijken. 3e Aspect van Artemisia maritima en Festuca rubra (afgestorven). Mogelijk door een samenspel van het droge voorjaar, een hoge slibafzetting in de voorafgaande winter en het bemesten is in een groot deel van de Artemisia type de Festuca rubra dood gegaan. Het kan een tijdelijk verschijnsel zijn of dit type verandert in een ander vegetatietype. Om dit eventuele proces te kunnen volgen is de uitgangssituatie in een structuurraai vastgelegd. 4e Aspect van Elytrigia repens. Op enkele kleine plekken heeft Elytrigia repens een hoge bedekking gekregen. 5e Op de laagste delen tussen de duintjes is een ijle vegetatie van Spergularia marina verdwenen. In plaats daarvan is nu grotendeels aspect van Scirpus maritimus genoemd. Het is moeilijk te zeggen of zich in de duintjes veranderingen hebben voorgedaan. Naast de invloeden van de al genoemde bemesting en het maaien speelt overbeweiding een rol. De gevolgen van vooral overbetreding zijn de meest in bet oog springende. Grote delen van de meeste vegetatietypes zijn kaal geworden. De kale bodem beslaat in 1980 een bijna drie maal zo groot oppervlak als in 1971. Vooral op de lage kwelder is de invloed groot, wat blijkt uit het moeten instellen van een structuurtype dat vegetatiekundig tot de kale bodem gerekend zou moeten worden (bedekking minder dan 19). Dit naast de nieuwe al als kale bodem gekarteerde oppervlakken. Ook vele overgangen van hoger gelegen en/of zoetere in lager gelegen en/of zoute vegetatietypes moet aan de hoge beweidingsdruk worden geweten. Overgangen de andere kant op zijn veel minder gevonden. Na vergelijking van de uitkomsten van dit onderzoek met die van de herkartering van de N.B.K. in 1976, valt te verwachtten dat de tendens naar kalere, zoutere vegetaties (een teruggang in de successie) op de N.B.K. zich zal voortzetten. Op de 0.B.K. zullen ook grotere delen kaal worden dan in 1980 al het geval was.
Item Type: | Thesis (Master's Thesis / Essay) |
---|---|
Degree programme: | Biology |
Thesis type: | Master's Thesis / Essay |
Language: | Dutch |
Date Deposited: | 15 Feb 2018 07:48 |
Last Modified: | 15 Feb 2018 07:48 |
URI: | https://fse.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/10202 |
Actions (login required)
View Item |