Javascript must be enabled for the correct page display

De invloed van verschillende beheersmaatregelen op de kweldervegetatie van Schiermonnikoog

Fijn, R. and Sjoukes, K. (1982) De invloed van verschillende beheersmaatregelen op de kweldervegetatie van Schiermonnikoog. Master's Thesis / Essay, Biology.

[img]
Preview
Text
Biol_Ma_1982_EFijn.CV.pdf - Published Version

Download (1MB) | Preview

Abstract

In het zomerseizoen 1981 is onderzoek gedaan naar de effecten van verschillende beheersmaatregelen op de vegetatie. Het onderzoek had betrekking op een maaibeheer, beweiding door pinken en een maaibeheer met nabeweiding door schapen. De onderzoeksgebieden zijn beschreven m.b.v. een landschapskartering op vegetatiekundige grondslag. Deze karteringsmethode is ontleend aan Doing(1974). De landschapseenheden zijn gevormd op grond van geomorfologie, bodemopbouw, waterhuishouding, vegetatiesamenstelling en -hoogte. Uit bet onderzoek bleek, dat de onderzoeksgebieden geomorfologisch in drieën te delen waren: dekzanden, oeverwallen en veengronden. Binnen deze geomorfologische eenheden waren de verschillen in bodemopbouw en waterhuishouding gering. Hieruit wordt geconcludeerd dat de verschillen in vegetatiesamenstelling en -hoogte binnen de geomorfologische eenheden, waarschijnlijk veroorzaakt worden door verschillen in voorgeschiedenis en beheer. De vegetatie op de veengronden was vnl. in te delen bij het Calthion palustris. Bij een maaibeheer kan deze vegetatie zich ontwikkelen naar een goed ontwikkelde Calthion palustris vegetatie. Op plaatsen waar verrijking optreedt, vindt óf een ontwikkeling naar een Filipendulion plaats (droge plaatsen), óf een ontwikkeling naar een Magnocaricion (natte plaatsen). Bij beweiding treedt meer variatie in de vegetatie op dan bij een maaibeheer: a) de verschillen in vegetatiehoogte waren groter, b) de vegetatie-eenheden vormen een meer bemeste vorm van het Calthion palustris. Een maaibeheer met nabeweiding en een beweidingsbeheer, lijken een vergelijkbaar effect op de vegetatie te hebben. De vegetatie op de oeverwallen behoort tot de verruigde vormen van het Calthion palustris en het Cynosurion cristati. Bij het huidige beheer zullen deze vegetaties zich kunnen handhaven. De vegetatie op de dekzanden behoort vnl. tot het Agropyro- Rumicion crispi. Deze 'bemeste' vegetaties zullen zich waarschijnlijk kunnen handhaven, omdat de pinken een voorkeur voor deze dekzanden vertonen en hier het grootste deel van hun mest deponeren.

Item Type: Thesis (Master's Thesis / Essay)
Degree programme: Biology
Thesis type: Master's Thesis / Essay
Language: Dutch
Date Deposited: 15 Feb 2018 07:48
Last Modified: 15 Feb 2018 07:48
URI: https://fse.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/10238

Actions (login required)

View Item View Item