Heerdt, G. ter and Schutter, A. (1984) Resultaten van 10 jaar maaien en beweiden op het "Westerholt". Master's Thesis / Essay, Biology.
|
Text
Biol_Ma_1984_GterHeerdt.CV.pdf - Published Version Download (3MB) | Preview |
|
|
Text
Kaart_1972.pdf - Published Version Download (278kB) | Preview |
|
|
Text
Kaart_1977.pdf - Published Version Download (398kB) | Preview |
|
|
Text
Kaart_1982.pdf - Published Version Download (221kB) | Preview |
Abstract
Bij alle beheermaatregelen is de oorspronkelijke vegetatie geheel verdwenen. Bij de verschillende beheersmaatregelen zijn verschillende vegetaties ontstaan. - Hooien, plaggen/hooien en ploegen/hooien: Lage totale bedekkingen en geen domantie van soorten. De belangrijkste bedekkers in het vochtige grasland zijn Anthoxanthum odoratum, Rhinanthus serootinus, Agrosti tenuis en de rosetplanten. In het natte grasland vormen bij hooien Carex nigra en Agrostis stolonifera de belangrijkste bedekkers. - N-bemesting/hooien: Hogere totale bedekking dan bij hooien. De belangrijkste hedekkers zijn hier Poa pratensis, Holcus lanatus, Dactilus glomerata en Rumex acetosa. - Beweiden: Hoge totale bedekking. In vochtig grasland domineert Agrostis tenuis en in nat grasland Juncus effuses. Alleen bij plaggen en ploegen is sprake van een ontwikkeling in de richting van een heischraal grasland. De alfa-diversiteit neemt toe. De toename is sterker in de reeks Hooien-Bemesten-(Ploegen)-Beweiden-Plaggen. De beta-diversiteit is bij alle beheersmaatregels toegenomen. Bij alle beheersmaatregelen indiceert de vegetatie enige mate van verschraling. De verschraling is sterker in de reeks: Bemesten-Beweiden-(Ploegen)-Hooien-Plaggen. Deze reeks komt niet overeen met de mate van toename in alfa-diversiteit. De alfa-diversiteit wordt dus niet alleen bepaald door de mate van verschraling. In het beweide grasland is een begrazingspatroon ontstaan omdat de schapen niet overal even intensief grazen. Onder invloed van verschillen in begrazingsintensiteit treden er verschillende veranderingen in de vegetatie op. Op nauwelijks en matig begraasde terreingedeelten is Agrostis tenuis (vochtig grasland) en/of Juncus effuses (nat grasland) gaan domineren. Op intensief begraasde delen komen naast Agrostis tenuis relatief hoge bedekkingen van rozetplanten en Holcus lanatus voor. De alfa-diversiteit is bij intensieve begrazing het hoogst en het laagst bij nauwelijks begrazing. De mate van verschraling verschilt niet sterk tussen de verschillende begrazingsintensiteiten. De in 1972 aanwezige heidevegetatie is na 10 jaar grotendeels verdwenen. Bij "niets doen" is de heide veranderd in een berkenbos. Door begrazing met schapen wordt de boomopslag grotendeels tegengehouden. Door het rustgedrag van de schapen is vergrassing door niet-heidesoorten opgetreden. Molinia heeft zich sterk kunnen uitbreiden door de relatief geringe graasdruk op deze soort. Relatief hoge bedekkingen Calluna en Erica worden nog aangetroffen op de intensief begraasde terreingedeelten.
Item Type: | Thesis (Master's Thesis / Essay) |
---|---|
Degree programme: | Biology |
Thesis type: | Master's Thesis / Essay |
Language: | Dutch |
Date Deposited: | 15 Feb 2018 07:49 |
Last Modified: | 15 Feb 2018 07:49 |
URI: | https://fse.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/10322 |
Actions (login required)
View Item |