Brandsma, O. (1984) Micropatronen in de door schapen beweide graslandvegetatie van het Westerholt. Master's Thesis / Essay, Biology.
|
Text
Bio_Ma_1984_OBrandsma2.CV.pdf - Published Version Download (2MB) | Preview |
Abstract
Het Westerholt, dat in 1971 door Staatsbosbeheer werd aangekocht, is een terrein dat één van de laatste heiderestanten van het Eexterveld bevat. Naast heide bestaat het terrein uit grasland (ontgonnen heide) en bos. Het onderzoek was gericht op het graslandgedeelte. Binnen deze graslandvegetatie zeif bleken verschillen te bestaan in begrazingsintensiteit en dit leidde tot een micropatroon, bestaande uit relatief zwaar begraasde delen met een korte vegetatie (lager dan 5 cm) afgewisseld met minder intensief begraasde delen met een relatief hoge. vegetatie (hoger dan 10 cm). Dit patroon bleek de laatste 2 jaar min of meer vast te liggen (Bakker et al 1983). In dit onderzoek werd nagegaan in hoeverre het patroon vastligt, en of dit ook leidde tot verschillen in soortsamenstelling in de hoge en lage vegetatie. Bovendien werd nagegaan of de schapen selecteerden op geprefereerde plantesoorten dan wel op de structuur van de vegetatie. In de ongestoorde situatie bleef het micropatroon de laatste 4 jaar in stand. Wel trad een fluctuatie op in het micropatroon. Van april tot half juli namen de weinig begraasde vlekken sterk in omvang toe, terwijl van half juli tot september de weinig begraasde vlekken weer kleiner werden. Dit zou kunnen betekenen dat de productie aan gewas tussen april en juli hoger lag dan de consumptie door de schapen, terwijl na half juli het omgekeerde het geval was. Dit werd in een tegelijkertijd verricht onderzoek nader onderzocht (van Berkel en Schoemaker 1984, in prep.). Bij het uit beweiding nemen van een gedeelte van het micropatroon bleek dat het micropatroon na ongeveer 2 maanden nog wel in stand bleef. 0ok werd nagegaan of de schapen het oude micropatroon weer opnamen als de vegetatie door maaien (in april) tijdelijk kort gehouden werd. De schapen bleken in de meeste gevallen het patroon niet weer op te nemen. Bovendien nam het zwaar begraasde gedeelte sterk in omyang toe. Dit zou kunnen betekenen dat de schapen een gedeelte van het voorheen weinig begraasde gebied nu zwaar gaan begrazen. De verschillen in structuur tussen de hoge en lage delen van het micropatoon leidden ook tot verschillen in soortsamenstelling in de weinig begraasde vleken werd veel meer Agrostis spec. en dood plantenmateriaal aangetroffen, terwijl in de zwaar begraasde vlekken veel meer rozetplanten (m.n. Leontodon autumnalis en Hypochaeris radicata), Lotus uliginosus en Cynosurus cristatus werd aangetroffen. De begrazing bleek in de lage vlekken over het gehele seizoen veel hoger te liggen dan in de hoge vlekken. Er bleek dus meer een selectie te zijn op vegetatietypeniveau dan op soortsniveau. Daarnaast bleek er een voorkeur te bestaan voor Anthoxanthum odoratum, terwijl Lotus uliginosus, Ranunculus spec., Trifolium repens en Leontodon autumnalis minder werden begraasd.
Item Type: | Thesis (Master's Thesis / Essay) |
---|---|
Degree programme: | Biology |
Thesis type: | Master's Thesis / Essay |
Language: | Dutch |
Date Deposited: | 15 Feb 2018 07:49 |
Last Modified: | 15 Feb 2018 07:49 |
URI: | https://fse.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/10334 |
Actions (login required)
View Item |