Jans, P. and Wijck, C. van (1981) Een synoecologisch onderzoek van het Lolio-potentillion in Zeeland. Master's Thesis / Essay, Biology.
|
Text
Biol_Ma_1981_PJans.CV.pdf - Published Version Download (2MB) | Preview |
Abstract
Het LP was in 1980 beter ontwikkeld dan in 1979. Een grotere inundatieduur dan in 1979 bleek een positieve invloed op de ontwikkeling van het LP. te hebben. De inundatie veroorzaakt een langdurige zuurstofarmoede in de rhizosfeer. De soorten die geen inundatie verdragen sterven af omdat het anaeroob milieu een verhoogde glycolyse induceert. Er ontstaat dan een toxische hoeveelheid ethanol. Van een aantal inundatie tolerante soorten is aangetoond dat zij overgaan op een ander metabolisch systeem, waarbij accumulatie van het niet-giftige malaatzuur e.a. optreedt (Crawford R.M.M. 1969). Bovendien zijn zij vaak in staat om via aerenchym zuurstof naar de rhizosfeer te transporteren, mits ze niet geheel zijn ondergedompeld. Het LP. vindt zijn optimum in het gebied dat zowel winter- als voorjaarsinundatie kent. Inundatie gedurende het vegetatieseizoen (1980) heeft alleen maar tot een betere ontwikkeling geleid. De bovengrens wordt in al onze transsecten bepaald door de voorjaarsinundatie: we vinden een toename van het LP. aandeel vanaf het gebied waar winterinundatie optreedt, maar het optimum wordt pas bereikt in het gebied dat ook in het voorjaar (en eventueel in het groeiseizoen) wordt geïnundeerd. In de "Vlaamse Kreek" en "Anna Friso" zijn dit scherpe grenzen. In de "Cambron" en "Het Koegat" zijn deze overgangen minder scherp, maar ook hier vindt het LP zijn optimum in het gebied met winter- en voorjaarsinundatie. De zomerinundatie van juli 1980 heeft geen merkbare invloed gehad op de verschuiving van de grenzen, slechts op een betere ontwikkeling van het LP. De lange inundatieduur heeft een positieve invloed gehad op de ontwikkeling van Phragmitetea en Bidention soorten. De Bidention soorten zijn voornamelijk zomertherophyten die zich snel op drooggevallen open plekken kunnen vestigen. Dit milieu treffen we vooral aan in de onderste kwadraten van "Cambron" en "Vlaamse Kreek". In de "Cambron" zien we een toename van Bidens cernuus, Rumex maritimus,Rorippa islandica en Ranunculus sceleratus; in de "Vlaamse Kreek" van Rumex palustris. De Phragmitetea soorten hebben zich kunnen uitbreiden omdat de planten gedurende een groot deel van het seizoen met de wortels in het water hebben gestaan. In de "Cambron" zien we dan ook een toename van Nasturtium microphyllum, Glyceria declinata, Ranunculus baudotii en Galium palustre. In de "Vlaamse Kreek" neemt de bedekking van Veronica catenata toe; in "Anna Friso" nemen Veronica catenata,Scirpus lacustris en Eleocharis palustris toe. Opmerkelijk is de afname van Oenanthe aquatica in "Het Koegat". Wanneer we de verspreidingskaartjes van "Cambron" en "Vlaainse Kreek" van 1979 en 1980 met elkaar vergelijken, blijkt dat de grenzen in beide jaren voor de afzonderlijke soorten bijna overal gelijk zijn gebleven. We zien in de "Cambron" wel een verschuiving van Glyceria declinata, Alopecurus geniculatus e.a., maar dat is in het voorgaande al voldoende verklaard. Afzonderlijke soorten zijn wel iets verschoven, er is echter geen overgang van de ene associatie in de andere geconstateerd. Ook de scherpe vegetatiegrenzen zijn niet verschoven. Van harmonica-successie is dus alleen in zoverre sprake dat de bedekking van enkele soorten toe- of afneemt.
Item Type: | Thesis (Master's Thesis / Essay) |
---|---|
Degree programme: | Biology |
Thesis type: | Master's Thesis / Essay |
Language: | Dutch |
Date Deposited: | 15 Feb 2018 07:50 |
Last Modified: | 15 Feb 2018 07:50 |
URI: | https://fse.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/10571 |
Actions (login required)
View Item |