Bijpost, S. (1981) Populatie dynamica van Melampyrum pratense L. : een beschrijvend en experimenteel onderzoek naar de ontwikkeling van de planten in verschillende dichtheden. Master's Thesis / Essay, Biology.
|
Text
Biol_Ma_1981_SBijpost.CV.pdf - Published Version Download (6MB) | Preview |
Abstract
In 1976 werden van mei tot september een berm- en een bospopulatie van hengel (Melampyrum pratense L.) onderzocht. In de bermpopulatie gebeurde dit door middel van drie karteringen gedurende het seizoen in zes raaien die verschillende dichtheden aan hengelplanten bevatten. In de bospopulatie waren vijf pq’s van 1m2 en zes experimentele vakken van ½ m2 uitgezet. Drie van de vijf pq's waren uitgezet in drie verschillende dichtheden en waren elk in vier gelijke stukken van ¼ m2 verdeeld. In één van die vier stukken werd het aantal hengelplanten op 100% gesteld en uit de drie andere werden zoveel planten verwijderd dat er resp. 75%, 5O% en 25% van het aantal planten in het 100%-vak achterbleef. Uit het vierde en vijfde pq werden resp. alle grote vegetatieve en alle kiemplanten weggehaald. De zes experimentele vakken waren verdeeld in twee series van drie in twee verschillende dichtheden. In elke serie werd één vak onveranderd gelaten (controle), in één vak werd de gehele vegetatie afgeknipt op een hoogte van ca. 6 cm simulatiebegrazing) en in het derde vak werd de helft van de planten getopt (simulatie aantasting door wikkelmotlarve). Het bleek dat de sterfte in de bermpopulatie groot was, maar ook dat die sterfte onafhankelijk was van de begindichtheid. De planten die stierven waren veelal die planten die het minst ver in hun ontwikkeling waren. Ook kiemplanten waarvan de zaadlobben waren beschadigd waren niet in staat om uit te groeien tot een zaadproducerende plant. Ditzelfde bleek ook het geval te zijn in de bospopulatie, maar de mortaliteit was hier veel kleiner, vermoedelijk door het veel minder variabele milieu. Wanneer er individuen uit een hengelpopulatie werden verwijderd, nam de mortaleit af en dit is misschien een gevolg van het feit dat tussen overblijvende individuen de concurrentie om de gastheersappen verminderde. De zaadproductie per oppervlakte-eenheid nam toe met toenemende dichtheid, maar bij hoge dichtheden was de zaadproductie onafhankelijk van de dichtheid, leek zelfs af te nemen. De gemiddelde zaadproductie per plant nam, wanneer de verschillende condities tesamen werden beschouwd, snel toe tot een dichtheid van 8o-1oo planten per ¼ m2, waarna met toenemende dichtheid de gemiddelde zaadproductie langzaam afnam. Dat planten bij een dichtheid van 80-100 planten per ¼ m2 meer zaden produceerden dan planten bij andere dichtheden was een gevolg van het feit dat zich meer zijtakken ontwikkelden en dientengevolge meer zaaddozen. De diameter van de hoofdasvoet nam bij lage dichtheden bij toenemende lengte van. de planten snel toe, maar bij hogere dichtheden veel langzamer. Indien de kiemplanten in hun ontwikkeling werden vervolgd, nadat de grote vegetatieve planten waren verwijderd, bleek dat de mortaliteit onder deze planten groot was, maar de gemiddelde productie per plant van de overblijvende planten week weinig af van die van de planten die bij lagere dichtheden stonden. Per oppervlakte werd er zelfs iets meer geproduceerd. Planten die geen hoofdastop meer bezaten, gingen meer zaden produceren aan de zijtakken. De zaadproductie van zo'n plant werd bij lagere dichtheden zelfs groter dan die van volledig intacte planten. Om begrazing na te bootsen waren in twee proefvakken alle planten op een hoogte van ca. 6 cm afgeknipt. Het bleek dat de mortaliteit sterk was afgenomen, maar de totale productie in deze vakken en de gemiddelde productie per plant waren ook sterk afgenomen. Hengel bleek bij zeer ernstige beschadiging in deze vakken staat te zijn meer dan twee zijtakken per knoop te ontwikkelen, maar de zaadproductie aan de extra zijtakken was klein. Uit bovenstaande blijkt dat wieden of beschadiging veelal gunstig is voor de individuen, maar alleen bij hogere dichtheden heeft dit een gunstig effect voor de populatie. Bij tellingen in 1978 bleek dat de aantallen planten in de gedunde vakken waren toegenomen en dat de aantallen in de niet gedunde vakken ongeveer gelijk waren gebleven of waren afgenomen. Dit wijst erop dat hengelpopulaties worden gereguleerd. Een sterk regulerende factor zou de hoeveelheid gastheerwortels in de bodem kunnen zijn. Aantastingen door insecten bleken geen grote invloed te hebben op de hengelpopulaties.
Item Type: | Thesis (Master's Thesis / Essay) |
---|---|
Degree programme: | Biology |
Thesis type: | Master's Thesis / Essay |
Language: | Dutch |
Date Deposited: | 15 Feb 2018 07:51 |
Last Modified: | 15 Feb 2018 07:51 |
URI: | https://fse.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/10591 |
Actions (login required)
View Item |