Kleijberg, R. and Wierda, A. and Bijkerk, W. (1982) Dobben in het ruilverkavelingsgebied Twijzel-Buitenpost. Master's Thesis / Essay, Biology.
|
Text
Biol_Ma_1985_RKleijberg.CV.pdf - Published Version Download (2MB) | Preview |
Abstract
In opdracht van Staatsbosbeheer Friesland afdeling natuurbehoud is een onderzoek uitgevoerd om gegevens te verzamelen omtrent het ontstaan, en het mogelijke beheer, van dobben in het ruilverkavelingsgebied Twijzel-Buitenpost. Het onderzoek is verricht aan drie dobben, te weten de Bootsma’s dobbe en twee naast elkaar gelegen dobben aan de Mounewei. De vraagstellingen van het onderzoek waren: 1a. Zijn deze drie dobben pingoruines? 1b. Is er een gemeenschappelijke ontstaansoorzaak te vinden voor deze drie dobben,en geldt deze ontstaansoorzaak mogelijkerwijs ook voor andere dobben in het gebied? 2. Hoe is de hydrologische situatie in en rond Bootsma's dobbe? Met behulp van grondboringen en pollenanalyses is getracht de eerste (de geologische) vraagstelling te beantwoorden. Voor het beantwoorden van de tweede ( de hydrologische) vraagstelling is er gebruik gemaakt van de gegevens van het geologische onderzoek, en zijn er o.m. grondwaterbuizen geplaatst. Ook zijn twee keer tijdens de meetperiode een aantal (grond)watermonsters chemisch geanalyseerd. Bootsma's dobbe en de zuidelijke dobbe aan de Mounewei blijken pingoruïnes te zijn. Waarschijnlijk is ook de noordelijke dobbe aan de Mounewei een pingoruïne. Dit kan geconcludeerd worden op grond van deformatiestructuren in de ringwal rond de dobben, de dieptes van de dobben(2-3 meter) en de ouderdom van de dobben (de dobben zijn ontstaan op de grens van het Pleniglaciaal en de Bölling, dwz. tussen 25.000 en 18.000 BP). Een mogelijke gemeenschappelijke ontstaansoorzaak zouden beekbeddingen geweest kunnen zijn. Er zijn namelijk tussen twee dobben aan de Mounewei afzettingen gevonden die mogelijkerwijs duiden op een beekje dat daar gestroomd heeft. In hoeverre deze beekbeddingtheorie voor andere pingoruïnes in het gebied opgaat is moeilijk te zeggen. Indien andere dobben in het gebied ook (voor een groot deel) als pingo's in beekbeddingen zijn ontstaan kunnen een aantal aparte systemen (=fossiele beekbeddingen) onderscheiden worden. Uit het hydrologisch onderzoek blijkt dat Bootsma's dobbe vrij geïsoleerd ligt t.o.v. de omgeving. In de droge tijd van het jaar krijgt de dobbe slechts water aangevoerd via neerslag direct in de dobbe en mogelijkerwijs via overland flow. Dit laatste zal echter zeer zelden optreden. In de natte periode krijgt de dobbe daarnaast nog water oppervlakkig aangevoerd via sloten. De waterkwaliteit rond de dobbe blijkt te worden beïnvloed door het al dan niet voorkomen van keileem in de ondergrond, en daar min of meer aan gekoppeld de afstand tot de dobbe, en het perceel waaruit gemonsterd is. Binnen de dobbe blijkt de waterkwaliteit te worden beïnvloed door de drijftil die een groot deel van de dobbe bestrijkt en door de aanwezigheid van Cl-houdend veen in delen van de dobbe. De dobbe blijkt vrij voedselrijk te zijn. Dit moet zijn veroorzaakt door oppervlakkige aanvoer van voedselrijk water in de natte periode. Indien men wil verhinderen dat Bootsma's dobbe geheel dichtgroeit, moet worden getracht de aanvoer van dit voedselrijke water tegen te gaan.
Item Type: | Thesis (Master's Thesis / Essay) |
---|---|
Degree programme: | Biology |
Thesis type: | Master's Thesis / Essay |
Language: | Dutch |
Date Deposited: | 15 Feb 2018 07:51 |
Last Modified: | 15 Feb 2018 07:51 |
URI: | https://fse.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/10593 |
Actions (login required)
View Item |